Woordenlijst |
Op de volgende pagina's vind je een woordenlijst, een uitleg van moeilijkere woorden. Mis je een woord? laat het ons dan weten!
A Aars -> anus. Abces -> Etterophoping, holte gevuld met pus; geeft aanleiding tot koorts en pijn. Abdomen -> onderbuik. Adhesie -> vergroeiing; littekenweefsel dat 2 structuren aan elkaar bindt. Adhesive -> Engels woord voor kleefstof. Airbageffect -> je stomazakje staat dan bol van de lucht. Alkalische urine -> niet-zuur en een hoge PH; hierdoor wordt de huidplaat aangevreten. Ambulante drukmeting (24 uurs) -> onderzoek waarbij er met een slangetje van de neus tot in de dunne darm de snelheid van de spijsvertering wordt gemeten dmv een registratiekastje. Anale manometrie -> methode om de werking van de anus en de endeldarm te onderzoeken. Anastomose -> Chirurgische 'naad'; plaats waar stukken darm chirurgisch aan elkaar zijn gehecht. Anemie -> bloedarmoede of -tekort. Anesthesie -> gehele of gedeeltelijke verdoving. Antiflogistica -> ontstekingswerende medicijnen. Anus-atresie -> ontbreken van de anus bij de geboorte. Anus praeternaturalis -> kunstanus (stoma) op de buikwand. Anusscopie-> endoscopisch onderzoek van de anus. Appendicitis -> ontsteking van de appendix(blindedarm).
B Barium -> Kleurstof gebruikt voor röntgenonderzoek. Baxter -> Belgisch voor infuus. Bekkenbodem -> geheel van spieren die de organen van het bekken 'dragen'. Biopsie -> verwijdering van stukjes weefsel voor onderzoek, ook wel 'hapjes'. Blaas carcinoom -> blaaskanker. Blindedarmstoma -> Malone techniek / MACE; een gaatje in de buikwand aan het begin van de dikke darm waardoor met een catheter gespoeld kan worden. Bloedbezinking -> Bezinkingssnelheid van de rode bloedlichaampjes. De bloedbezinking stijgt wanneer ergens in het lichaam ontstekingen aanwezig zijn. Breukband -> bandage om een stomabreuk te ondersteunen/te voorkomen. Bricker operatie -> aanleggen van een urinestoma, met een stukje dunne darm als afvoer. Buikoverzichtsfoto -> röntgenfoto van de gehele buik. Buikvliesontsteking -> peritonitis; ontstaat wanneer ontlasting of bacteriën buiten de darm in de buik terechtkomen. Button -> plastic poortje in de buikwand bij de MACE, om door te spoelen. Bypassoperatie -> operatie waarbij een bepaald stuk darm wordt 'uitgesloten'.
C Canule -> buisje om inspuitingen te doen of wonden open te houden. Carcinoom -> kankergezwel, bestaande uit epitheelcellen. Camerapil -> nieuwe techniek dat gebruikt wordt bij dunnedarmonderzoek. Catheter -> klein buisje om lichaamsvochten af te tappen of voeding toe te dienen. Cecum -> deel van de dikke darm waar zich de overgang met de dunne darm bevindt. Chromosomen -> dragers van de genen of het erfelijk materiaal. Coeliakie -> glutenallergie; ontsteking van de dunne darm door overgevoeligheid voor een stof uit de granen: gluten. Colectomie -> verwijdering van de dikke darm. Colitis ulcerosa -> chronische ontsteking van de dikke darm. Colon -> dikke darm Colonirrigatie -> spoelen van de dikke darm met een vochtoplossing. Colon hydrotherapie -> hoge darmspoeling dmv een spoelapparaat. Coloscopie -> endoscopisch onderzoek van de dikke darm. Colostoma -> kunstmatige uitgang van de dikke darm. Constipatie -> verstopping. Continent -> vermogen om urine en ontlasting op te kunnen houden. Continent stoma -> stoma met een inwendig reservoir, die je zelf kunt legen met een catheter. Contrastmiddel -> kleurstof die in de darm wordt toegebracht om dmv röntgenonderzoek afwijkingen te kunnen vaststellen. Conus -> toelopend rubberen tip op een catheter van een spoelzak/apparaat. Convex -> bolvormig. Crohn, ziekte van -> chronische ontstekingsziekte van het maagdarmstelsel. CT-scan -> computerscan; scanneronderzoek waarbij doorsneden van het lichaam worden bestudeerd. Curatief -> genezend. Cystectomie -> wegnemen van de blaas. Cystitis -> ontsteking van de blaas.
D Darmvlokken -> villi; uitstulpingen in de darm die ervoor zorgen dat de oppervlakte waarmee de voedingsstoffen kunnen worden opgenomen wordt vergroot. Defaecografie -> onderzoek waarbij er bariumpap in de anus wordt gespoten waarna dat onder het oog van een röntgenapparaat moet worden uitgepoept. Derivatie -> afleiding, meestal van de darmsappen of van ontlasting, weg van of om een ontstoken darmdeel heen. Diepe catheter -> infuus in een grote ader, meestal in de hals of onder het sleutelbeen. Diverticulitis -> ontsteking van divertikels(uitstulpingen van de darmwand) in de dikke darm. Draineren -> (laten) afvloeien. Dubbelloops stoma -> 2 stoma-uitgangen boven elkaar, waarvan er 1 slijm produceert en de ander ontlasting, vaak een tijdelijke stoma om bijv. een darmdeel rust te gunnen. Duodenum -> twaalfvingerige darm, gelegen tussen de maaguitgang en het jejunum. Duodenoscopie -> endoscopisch onderzoek van de twaalfvingerige darm.
E Echoscopie -> onderzoek dat gebruik maakt van ultrasone geluidsgolven. Eendelig systeem -> stomasysteem waarbij het zakje en de huidplaat 1 geheel zijn. Eindstandig stoma -> blijvend stoma, met 1 uitgang. Elektromyografie -> meting om de gevoeligheid van de anus te onderzoeken. Endeldarm -> rectum; de laatste 15 cm dikke darm, vlak boven de anus. Endoscopie -> het bekijken van inwendige organen mbv instrumenten die via natuurlijke lichaamsopeningen ingebracht worden. Enterale voeding -> voeding via het maagdarmstelsel (dus langs de normale weg). Enteroclysis -> speciale techniek om dunnedarm foto's te maken waarbij het contrastmiddel via een slangetje in de mond naar de dunne darm wordt ingespoten ipv ingeslikt. Enzym -> eiwit dat helpt het voedsel te verteren en lichaamsprocessen kan versnellen.
F Faeces -> ontlasting. Fissuur -> scheur in het darmslijmvlies. Fistel -> kanaalvormige zweer, abnormale verbinding tussen 2 structuren (bijv. tussen de darm & huid). Fistulotomie -> doorsnijden van een fistelgang. Flatus -> darmgas, windjes. Flens -> de ronde ring bij een tweedelig systeem. Flexura -> een natuurlijke bocht in de dikke darm. Foley catheter -> catheter met aan het uiteinde ter fixatie een ballonnetje.
G Gastro-enteroloog -> internist/maagdarmspecialist. Gastroscopie -> endoscopisch onderzoek van de slokdarm, maag en twaalfvingerige darm. Gastrostomiesonde -> sonde door de buikwand tot in de maag, gebruikt voor voeding. Genetische merkers -> bepaalde genen die, indien aanwezig, verantwoordelijk kunnen zijn voor het ontstaan van 'gevoeligheden' of ziekten. Granule -> korreltje. Granulomateuze colitis -> synoniem voor de ziekte van Crohn in het colon. Granuloom -> ontsteking waarbij zich groepjes ontstekingscellen vormen rond een centrale 'reuscel'.
H Hemicolectomie -> wegnemen van het halve colon. Hemocult -> test om microscopische hoeveelheid bloed in de ontlasting op te sporen. Hemorroïden -> aambeien (uitgezette aders in de anus). Hirschsprung, ziekte van -> aangeboren ziekte waarbij zenuwcellen in de darm en kringspier ontbreken, waardoor de ontlasting zich ophoopt in de darm.
I Ideopatisch -> zonder dat de oorzaak is gekend. Ileoanale anastomose -> heelkundige constructie waarbij de dikke darm helemaal is verwijdert en van het laatste deel van de dunne darm een reservoir is gevormd die rechtstreeks verbonden is met de anus. Ileocolitis -> ontsteking van de dunne- en de dikke darm. Ileorectale anastomose -> zie ileoanale anastomose, maar dan staat de dunne darm direct in verbinding met de endeldarm waardoor er ook geen reservoir hoeft te worden gemaakt. Ileostoma -> Kunstmatige uitgang van de dunne darm, waarbij de dikke darm is verwijderd. Ileum -> laatste, derde deel van de dunne darm(kronkeldarm). Impotentie -> onmogelijkheid tot erectie. Incisie -> insnijding. Incontinentie -> het onvermogen om ontlasting of urine op te houden. Indicatie -> aanwijzing; ziekteverschijnsel dat aanleiding is voor een bepaalde behandeling. Induratie -> verharding. Infectie -> ontsteking door bacteriën, virussen of parasieten. Inflammatie -> ontsteking. INRA -> hierbij wordt er gezond slijmvlies van de dunne darm naar de endeldarm getransplanteerd. Interstitiële cystitis -> blaaspijnsyndroom. Intestinaal -> het darmkanaal betreffend. Invaginatie -> het in elkaar schuiven van bijv. een stuk darm. Invaliditeit -> arbeidsongeschiktheid vanwege ziekte of ongeval. Irrigatiepomp -> pomp om je darmen mee te spoelen. Irritable bowel syndrome -> spastische colon; prikkelbare darm. Isotoop -> radioactief gemerkte stof.
J Jejunum -> middelste, tweede deel van de dunne darm.
K Kaasplak -> het deel van een stomazakje dat je op je huid plakt. Klinisch onderzoek -> lichamelijk onderzoek. Kloof -> langwerpig defect in de huid of de slijmvliezen. Klysma -> uitspoeling van het darmkanaal door het rectaal inspuiten van een vloeistof. Kock's operatie -> aanleggen van een continent stoma. Koolstoffilter -> een luchtfilter met actieve koolstof dat op een stomazakje zit om darmgassen geurloos te laten ontsnappen. Kristalafzetting -> vorming van kleine glinstertjes op&rondom een urostoma door een te sterkt geconcentreerde urine.
L Laparoscopie -> kijkoperatie in de buik dmv kleine sneetjes en endoscopische instrumenten. Lateraal -> zijdelings; naar de zijkanten toe gelegen. Lavement -> darmspoeling; vocht dat via de anus in het lichaam wordt gebracht. Laxeermiddel -> middel dat de stoelgang bevordert. Lever -> grote klier waarin o.a. gal wordt afgescheiden. Levercirrose -> eindstadium (verlittekening) van langdurige leverontsteking. Ligament -> band van bindweefsel. Lubricant -> glijmiddel. Lumen -> binnenzijde van een hol orgaan. Lymfeklieren -> klieren waar darmsappen (chijl) worden afgevoerd.
M Maagsonde -> slangetje door de neus naar de maag om maagvocht af te zuigen. Maagzweer -> wond in het maagslijmvlies. MACE -> zie blindedarmstoma. Maceratie -> verweking (van de huid). Malabsorptie -> onvoldoende opname van essentiële stoffen. Malnutritie -> voedingstekort. Malone techniek -> zie blindedarmstoma. Marisken -> huidflappen aan de anus. Mediaal -> aan de binnenzijde gelegen. Metastase -> uitzaaiing van kanker. Micro-organismen -> bacteriën en virussen. Microporeus -> voorzien van hele kleine gaatjes. Milthoek -> hoek van de dikke darm tegen de milt aan. Mineraal -> essentieel (spoor)element van de voeding. MRI -> Magnetic Resonance Imaging; techniek waarbij mbv magneetgolven een afbeelding van een orgaan, gewricht enz. kan worden verkregen. Muceuze fistel -> dunne verbinding tussen de darm en de buikwand, bedoeld om slijm te laten afvloeien. Mucosa -> slijmvlies. Mucus -> slijm. Musculatuur -> spierstelsel.
N Narcotica -> verdovende middelen. Natrium -> spoorelement in zeezout. Neo-blaas -> namaakblaas; waardoor je weer via de normale weg kunt plassen. Neurologisch -> zenuwbanen betreffend. Neuropathie -> zenuwaantasting. Nier -> 2 vuistgrote organen aan weerszijden in de buik ter hoogte van de onderste ribben. Nierkelk -> centraal deel van de nier waar de urine wordt verzameld. Non-woven -> niet geweven, meestal op katoenbasis.
O Obstipatie -> verstopping door het ophopen van ontlasting. Obstructie -> belemmering in de doorstroming. Oedeem -> vochtophoping in een orgaan of in de huid, zwelling. Oesophagus -> slokdarm. Oesofagescopie -> endoscopisch onderzoek van de slokdarm. Oropharynx -> mond en keel. Oraal -> door de mond. ORS -> oral rehydration salts; een oplossing op basis van suiker en minerale zouten, te gebruiken bij diarree. Osteopenie/osteoporose -> botontkalking.
P Palliatie -> verzachting van het lijden; behandeling van de symptomen ipv de oorzaak. Pancolitis -> ontsteking van de hele dikke darm. Pancreas -> alvleesklier. Pancreatitis -> ontsteking van de alvleesklier. Parameters -> veranderlijke gegevens zoals gewicht, temperatuur en bloeddruk. Parastomaal -> rondom / naast de stoma. Parastomale hernia -> breuk naast de stoma. Parenterale voeding -> voeding via een bloedvat. Paresthesie -> tinteling of abnormaal gevoel. Pathogeen -> ziekteverwekkend. PCA -> patient-controlled analgesia; pijnstilling die door de patiënt zelf kan worden geregeld. Pediater -> kinderarts. Pelletpassagetest -> darmonderzoek waarbij er ingeslikte ringetjes met een röntgenapparaat worden gevolgd. Pelvispondylitis -> ontsteking van de wervelkolom en de bekkengewrichten. Perforatie -> gaatje in de maag of darmen. Peri-anaal -> rondom de anus. Perineum -> gebied tussen geslachtdeel en anus. Peristaltiek -> Gecoördineerde spierbewegingen van de darm om de voedselbrij voort te stuwen. Peritoneum -> buikslijmvlies. Peritonitis -> ontsteking van het buikslijmvlies. Permeabiliteit -> doorlaatbaarheid. Placebo -> nep-middel. Poliep -> goedaardige woekering van cellen. Poliposis -> veel poliepen in de darm. Polymorphonucleaire cellen -> belangrijkste ontstekings- en opruimingscellen. Postoperatief verloop -> verloop na een operatie. Pouch -> spreek uit als "poutsj"; Engels woord voor zakje, reservoir. Pouchitis -> ontsteking van het pouch-slijmvlies. PPA -> palpatio per anum; rectaal Prematuur -> te vroeg geboren baby. Preventieve behandeling -> maatregelen om een ziekte of complicatie te voorkomen. Prikkelbare-darmsyndroom -> IBS; overgevoelige darmen. Proctoloog -> arts gespecialiseerd in ziekten van de endeldarm. Protectomie -> verwijdering van de anus. Proctitis -> ontsteking van de endeldarm; rectitis. Proctocolectomie -> verwijdering van de dikke darm en de anus. Prognose -> voorzichtig. Prolaps -> uitstulping van bijv. de stoma. Prostaat -> vocht producerende geslachtsklier bij mannen, net onder de blaas gelegen. Protective film -> huidbeschermend kunststof laagje. Proteïne -> eiwit. Pseudopoliepen -> poliepachtige structuren die ontstaan tijdens de helingsfase van colitis en niet ontaarden. Psychosomatisch -> lichamelijk verschijnsel of klacht die door psychische factoren wordt beïnvloed. Pyloor -> sluitspier tussen maag en duodenum. Pyoderma gangrenosum -> huidzweer.
R Radiologie -> medisch specialisme dat betrekking heeft op het onderzoek met röntgenstralen en de behandeling van ziekten door bestraling. Recidief -> terugkeer. Rectaal toucher -> zie PPA Rectoscopie -> endoscopisch onderzoek van de endeldarm. Rectum -> zie endeldarm. Reflux -> terugstromen van vloeistoffen (bijv van de maag of blaas). Regionale enteritis -> ziekte van Crohn van de dunne darm. Remissie -> afwezigheid van ziektesymptomen. Resectie -> verwijdering van een orgaan. Residu -> overblijfsel. Resorptie -> opnemen. Retentie -> vasthouden van stoffen of vocht die normaal door het lichaam verplaatst of uitgescheiden worden. Retractie -> terug- of samentrekking (bijv bij een stoma of litteken). Roesje -> lichte verdoving.
S Sacroiliitis -> ontsteking van de gewrichten tussen het heiligbeen en het bekken. Schrompelblaas -> sterk verkleinde blaas. Scintografie -> maagledigingsonderzoek; wordt gekeken hoe snel het eten doorstroomt naar de darmen. Screening -> onderzoek om een aandoening of complicatie vroegtijdig op te sporen. Segmentaire resectie -> verwijdering van een deel van de dunne of dikke darm. Sepsis -> bloedbesmetting door bacteriën. Sequelen -> restletsel na een ziekte of ongeval. Sfincter -> sluitspier, ringvormige spier. Sfincterotomie -> doorsnijden van de sluitspier. Sigmoïd -> bochtig laatste stuk van de neergaande dikke darm. Sleeve -> langwerpige stomazak met opening aan de onderkant, gebruikt bij darmspoelingen. Slijmvlies -> mucosa; binnenste laagje van oa de darm. Slokdarm -> verbindingsbuis tussen de mond en de maag. Spastisch colon -> zie IBS / PDS Spoorelementen -> noodzakelijke elementen in de voeding zoals ijzer, zink, magnesium. Spijsvertering -> het totaal aan processen om voedsel om te zetten en op te nemen in het lichaam. Spina bifida -> aangeboren open verbinding van de wervelkolom en de huid; open ruggetje. Stenose -> vernauwing. Steriel -> het ontbreken van micro-organismen. Stoma -> Kunstmatige uitgang, huidmondje. Stomaplug -> soort stopje voor in een colostoma. Stomastans -> apparaat om een opening in de huidplak te maken. Stomata -> meervoud van stoma. Stomaverpleegkundige -> verpleegkundige die in stomazorg gespecialiseerd is. Strictuur -> fijne vernauwing. Suppo (sitorium) -> zetpil; pil die als genees- of pijnstillend middel in de aarsopening gebracht wordt. Symptoom -> klacht als gevolg van een bepaalde aandoening. Systeemziekte -> ziekte waarin meerdere orgaansystemen betrokken zijn.
T Tenesme -> valse ontlastingsnood. Terminale ileitis -> ontsteking van het laatste deel van de dunne darm, meestal door de ziekte van Crohn. Terugslagventiel -> zit in een urostomazakje; zorgt ervoor dat de urine niet meer terug naar de stoma kan lopen. Topisch -> plaatselijk. Toucheren -> onderzoek van de endeldarm via een vinger in de anus. Toxische megacolon -> zeer ernstige colitis met 'uitzetting' van de dikke darm en gevaar op perforatie. Tranquillizer -> kalmerend geneesmiddel. Tress -> draadje dat in een fistelopening wordt geplaatst. Trombose -> bloedklontervorming in een ader. Twaalfvingerige darm -> zie duodenum. Tweedelig systeem -> stomazakje waarbij het zakje en de huidplaat 2 verschillende delen vormen.
U Ulceratie -> verzwering. Ureter -> urineleider. Urethra -> plasbuis. Urgency -> ontlastingsdrang. Urgentie -> dringende noodzaak. Urine -> overtollig vocht, samen met afvalstoffen uit het bloed; geproduceerd in de nieren. Urostoma -> urinestoma; kunstmatige uitgang van de urinewegen.
V Verschuivingsplastie -> operatie waarbij een slijmvliesflapje wordt verplaatst om een fistel te sluiten. Verzonken stoma -> teruggetrokken stoma. Virtuele coloscopie -> onderzoek waarbij de dikke darm 3-dimensionaal via een computerscherm wordt onderzocht. Virus -> minuscuul organisme dat lichaamscellen kan infecteren. Witte-bloedcelscan -> isotopen-scan dat de plaats en de ernst van ontstekingsprocessen aantoont.
W Wild vlees -> wildgroei van goedaardig weefsel vaak na wondgenezing. Witte-bloedcelscan -> isotopen-scan dat de plaats en de ernst van ontstekingsprocessen aantoont.
Z Zetpil -> zie suppo. Zilvernitraat -> ook wel helse steen; sterk etsend middel om wratjes en wild vlees weg te branden.
|
Laatst aangepast op woensdag 04 mei 2011 12:14 |
Genomineerd!
De stoma app voor kinderen is genomineerd! Hoe meer stemmen hoe hoger de donatie!